Seksuele schade bij vrouwen minder belangrijk dan bij mannen?

Op 25 juli 2017 moest het Europees Hof voor de rechten van de mens oordelen over een mogelijke discriminatoire behandeling. Het Portugees Administratief Hooggerechtshof had namelijk een lagere schadevergoeding toegekend aan een vrouw van middelbare leeftijd voor haar seksuele schade dan dat het Hooggerechtshof (een andere rechtbank) normaal toekent aan een man. De vrouw diende daarop een verzoekschrift in bij het Europees Hof.
Begin jaren negentig stelde een arts bartholitis vast bij mevrouw Ivone. Dat is een ontsteking aan de klieren van Bartholin, wat vaak een pijnlijke zwelling aan de schaamlip veroorzaakt. Aangezien dat het geval was bij mevrouw Ivone, onderging ze een operatie. Maar de arts maakte een fout, waardoor hij een zenuw beschadigde. Hierdoor leed mevrouw Ivone nog meer pijn en verloor ze de mogelijkheid om een normaal seksleven te hebben. Zij vorderde dan ook een schadevergoeding. Die vergoeding kreeg ze voor haar seksuele schade en voor de verzwaring van haar huishoudelijke praktijken. Maar het Administratief Hooggerechtshof verminderde de vergoeding weer, omdat mevrouw Ivone al 50 jaar oud was en dus waarschijnlijk niet meer zo seksueel actief was. Gezien haar kinderen ook al wat ouder waren, moest ze enkel voor haar man zorgen, argumenteerde het Hof verder.
Schending van artikel 14 in samenhang met 8
Mevrouw Ivone voerde aan dat deze situatie in strijd is met het discriminatieverbod in samenhang met het recht op een privéleven.
Om artikel 14 te kunnen gebruiken, moet men dit linken aan een ander artikel van het verdrag. De discriminatoire situatie moet onder de brede lezing (within the ambit) van dat artikel vallen. Dat artikel moet echter niet op zich geschonden zijn.
Het begrip privéleven is zeer ruim. Het omvat het fysiek leven en de persoonlijke ontwikkeling, waardoor de seksuele identiteit en het seksleven hieronder vallen. Een rechtszaak die gaat over de schade veroorzaakt aan het seksleven van een persoon, maakt dan ook deel uit van het privéleven. Artikel 8 is dus van toepassing.
Om van discriminatie te spreken, moet men twee gelijkaardige gevallen verschillend behandelen, zonder objectieve en redelijke verantwoording. In artikel 14 staat een limitatieve opsomming van gronden waarop men niet mag discrimineren. Geslacht is daar een van. Leeftijd zou onder de restcategorie van "een andere status" kunnen vallen. Het Hof verwijst in dit arrest zelfs expliciet naar de gendergelijkheid als een van de grote uitdagingen van Europa.
Volgens het Hof ligt het probleem hier vooral in de veronderstelling van het Administratief Hooggerechtshof dat seks en het huishouden niet meer zo belangrijk is voor een vrouw van 50 die twee oudere kinderen heeft. Het is duidelijk dat haar leeftijd en geslacht de twee belangrijkste redenen waren om de schadevergoeding te verminderen, aldus het Hof. Dat is een discriminatie. Het (gewoon) Hooggerechtshof heeft deze criteria immers niet gebruikt in twee gelijkaardige zaken waar het een man was die seksuele schade geleden had. In die zaken maakte het niet uit of de mannen kinderen hadden en dat ze in de vijftig waren. Hierdoor besloot het Hof dat deze situatie artikel 14 in samenhang met artikel 8 schond.
Dissenting opinion
Het arrest zelf is niet zo speciaal, maar de dissenting opinion van de rechters Ravarani en Bosnjak is interessant om lezen. Hierin beschrijven ze veel nauwkeuriger dan het arrest zelf hoe de discriminatietoets gevoerd moet worden.
Eerst moet je de groepen identificeren waartussen een ongelijke behandeling bestaat. Zo zijn er drie mogelijke situaties. De wet kan duidelijk twee groepen verschillend behandelen. Als het enkel mannen zijn die verplicht bij de brandweer moeten, zitten we in deze categorie. De wet kan ook werken met stereotypen, zonder duidelijk twee groepen tegenover elkaar te plaatsen. Volgens de rechters is er daarvan sprake wanneer homoseksuelen minder rechten hebben dan heteroseksuelen. De wetgever koppelt dan stigmatiserende kenmerken aan heel de groep en maakt er een stereotype van. Het is ook mogelijk dat de wet geen onderscheid maakt, maar dat er louter een feitelijk verschil ontstaat. Wanneer zowel mannen als vrouwen moeten zetelen als jurylid, maar uit de feiten blijkt dat het vooral de mannen zijn die deze taak op zich moeten nemen, hebben we te maken met een feitelijke discriminatie. Al deze situaties vallen onder artikel 14. In de zaak tegen Portugal ging het over een feitelijke (krijgen vrouwen in het algemeen een lagere vergoeding) of een stereotype discriminatie (kreeg deze vrouw een lagere vergoeding omdat ze kinderen had en oud was).
Het tweede interessante stuk gaat over de vergelijkingsvraag. In deze casus vindt het Hof een ongelijke behandeling terug tussen de uitspraken van het Portugees Hooggerechtshof en het Administratief Hooggerechtshof. De dissidente rechters stellen dat dat geen zaak is om met artikel 9 te behandelen. Dit valt volgens hen onder artikel 6, het recht op een eerlijk proces. Het gaat immers over inconsistente uitspraken tussen de twee hoogste rechtscolleges.
Ook al zijn de rechters Ravarani en Bosnjak in de minderheid, toch schrijven ze een intrigerend stukje proza. Als je een discriminatiezaak wilt lezen met een genuanceerde dissenting opinion, is dit arrest een aanrader.
EHRM 17 juli 2017, nr. 17484/15, Carvalho Pinto de Sousa Morais/Portugal.
Vincent Verbelen