Rechtenstudent aan het woord

Flash back naar 5 en een half jaar terug: het moment waarop ik hongerig de SID-in beurs omzwierf op zoek naar de universiteit of de hogeschool waar ik zou gaan studeren. Astronaut, piloot en burgerlijk ingenieur waren reeds voor ik voet in de zaal zette om diverse redenen weggevallen - kuch, wiskunde. Stonden aldus nog overeind: journalistiek en rechten.
Bij het zien van de rij voor journalistiek bij Vives, Hogent en Howest zakte de moed me direct in de schoenen. Het zou uren duren vooraleer ik aan de beurt zou komen. Och ja, dacht ik, journalistiek is toch gewoon maar schrijven. Of niet? Het vertalen van verhalen en feiten naar zwart of wit, opgesmukt à la Humo of droog op een katern in de krant uitgesmeerd. De opleiding duurt 3 jaar en bestaat uit verschillende modules. Maar ach, kan je iemand echt leren spelen met woorden? Is rauw talent niet iets dat je onverbiddelijk moet hebben en niet iets dat er systematisch in kan worden gestampt? Het antwoord blijven ze me schuldig.
Dan eerst maar eventjes de rechtenstandjes aan een kruisverhoor onderwerpen. Nu wat is rechten? Een kort en bondig antwoord op deze vraag lijkt onmogelijk in te passen in het korte tijdsbestek die ons wordt gegund en dus word ik uitgenodigd om de lessen tijdens de openlesdagen in real life mee te volgen. Eh, why not zeker? Nadat ik de honderden folders in mijn handen gepropt heb gekregen voeg ik me vervolgens terug bij de groep, waarna we allen terug naar de bus worden geëscorteerd. Tijdens de busrit scan ik vluchtig de informatie in de brochures die ik meegekregen heb: "als je rechten studeert moet je je progressie meten in centimeters: elke dag 5 cm blokken is een hele prestatie." Are you kidding me?
Fast forward: laatste jaar rechten. Modeltraject? Katching! In de pocket en mét het vooruitzicht om dit jaar glansrijk te kunnen afstuderen. Het lijkt me dan ook dat ik met kennis van zaken een adequaat beeld kan schetsen van de opleiding.
Is het makkelijk geweest? Hm, gemengde gevoelens bij die vraag en dus dringt een genuanceerd antwoord zich op. Materiegewijs is alles goed doenbaar - al krijg ik nog steeds kippenvel als ik aan het examen van vennootschapsrecht terugdenk. Je hoeft evenwel geen Einstein te zijn. Een goeie kennis van het Nederlands (en Frans bij uitbreiding) is echter cruciaal. Dubbele negaties tot ze je oren uitkomen, zinnen van een halve pagina lang en juridisch taalgebruik om U tegen te zeggen zijn iets waaraan je in je eerste jaar toch eventjes moet wennen. Die taalvaardigheid wordt dan ook steeds belangrijker naarmate je studies vorderen: er wordt niet langer van je verwacht dat je begrijpt en reproduceert wat je voorgeschoteld krijgt, maar je wordt geacht ook in staat te zijn dergelijke gedrochten zélf te produceren. Naast taalvaardigheid zijn een brede algemene kennis en nieuwsgierigheid ook twee eigenschappen die je best bezit. Je komt immers als een heel eind vooruit als je iets in een breder geheel kunt kaderen.
De hoeveelheid materie die je moet kennen dan? Zo zo. Dat valt eigenlijk best mee. Is het meer dan in de middelbare school? Sowieso, punt aan de lijn. Hoeveel meer is het? Dat is natuurlijk afhankelijk van je middelbare school, maar ik zou toch zeggen minstens dubbel à drie- en zelf vierdubbel zo veel. En dat valt wel mee, zeg je?! Ja, dat valt wel mee: eens je je hebt aangepast aan het ritme van de universiteit en je de manier van studeren hebt gevonden die bij jou past. Duurt het eventjes vooraleer je die methode hebt gevonden en is je eerste zit niet zo denderend? Dan heb je nog geen reden om moord en brand te schreeuwen: regel een afspraak met een studiebegeleider en test nieuwe manieren uit. Op die manier zorg je dat je klaar bent om die tweede zit te knallen.

Sommige studenten vinden een studie van minimum 5 jaar dan weer te lang. Als je voor de rechtenopleiding kiest is alles wat de klok slaat recht en dit dag in, dag uit, dan kan na dat een eind serieus beginnen tegensteken. In de examens zorgt dit overigens ook voor een occasionele mental breakdown zorgen (een half uur onophoudelijk in de auto zitten lachen omdat iemand door het rood licht heeft gereden en dit je aan een taak doet denken die je hebt gemaakt).
Maar is 5 jaar nu echt te lang? Ik denk het niet. Het recht is voortdurend in verandering en de dag van vandaag volgt de ene juridische revolutie de andere aan hoog tempo op. Het (Belgisch) recht is dan ook zo ruim dat je in die 5 jaar nog steeds enkel te maken krijgt met het topje van de ijsberg. Voeg daar de internationale invloeden en de maatschappelijke tendensen die het regelgevend proces sturen aan toe en die invisible iceberg wordt enkel maar groter en groter.
Na vijf jaar is de grootste kennis die je hebt vergaard dus het besef dat je niets weet en dat je constante bijscholing nodig zal hebben. Kortom: als je niet bereid bent om je contant bij te scholen, dan is de rechtenstudie niets voor jou.
Zou je de studie opnieuw kiezen met de kennis die je nu hebt? Op die vraag antwoord ik volmondig ja, maar ik moet er wel bij zeggen dat ik het gevoel heb dat ik hier de uitzondering vorm op de regel. Ten eerste moet je immers weten dat de studie, omwille van de duur, niet voor iedereen oplevert wat ze verwachten: start je je rechtenstudies om de advocatuur terecht te komen, weet dan dat dit een erg rigide arbeidsmarkt is, waarbij de kans bestaat dat je minder zult verdienen dan het bestaansminimum. Veel studenten weten dat niet bij de aanvang van hun studies (mezelf inclusief) en het zijn meestal ook deze studenten die er niet op tijd bij stil aangezien proffen er vaak genoeg op wijzen dat we "tot de elite zullen behoren" (althans als we erin slagen de studie af te ronden). Hierdoor wordt die toch al zeer competitieve markt nog competitiever, waardoor enkel de aller besten echt goed zullen gaan verdienen.
Zelf met die kennis is mijn antwoord op die vraag echter nog steeds een kokette ja, want ik ben wel te vinden voor een uitdaging. Of twee. Of drie? Hoe dan ook, mijn strijd is nog niet gestreden, maar I'm not willing to go down without a fight.
Flash back naar 5 jaar terug: koffertje in de hand, campuskaart in de portefeuille en kotsleutel op zak. Ik ga naar den unif.
Valerie Croes